bonds

Niet te verwarren met: Bonds

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bonds    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔnts/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • bonds
Woordherkomst en -opbouw
  •  bond zn  met de uitgang -s

Zelfstandig naamwoord

debondsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bond: "obligaties"
     De Londense „managers” van deze leningen geven wel een soort van koerslijst uit waarop de bied- en vraagprijzen van deze bonds zijn vermeid, maar ook vóór de crisis in het nabije Oosten was de „spread” tussen bieden en laten ca. 1 pct.[1]

bonds

  1. genitief van bond: "samenwerkingsverband"
     Na het stichten des bonds wies hun getal, macht en invloed spoedig.[2]
    1. (religie) betrekking hebbend op of afkomstig van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk Nederland (vroeger binnen de NH Kerk)

Gangbaarheid

  • Het woord 'bonds' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Eurodollar-bonds” (12 juni 1967) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    A. Wolf
    De Irokezen. in: Het Belfort., jrg. 9 deel 1 nr. 5 (mei 1894), Drukkerij A. Siffer, Gent, p. 343 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.