boontje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boontje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈboncə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • boon·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  boon zn  met het achtervoegsel -tje

Zelfstandig naamwoord

hetboontjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boon
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord boontje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.