bootsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bootsen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbotsə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • boot·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bootsen
bootste
gebootst
zwak -t volledig

Werkwoord

bootsen

  1. (verouderd) uit zacht materiaal vormgeven in drie dimensies, plastisch vormen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

debootsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boots

Gangbaarheid

  • Het woord bootsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
67 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.