bosje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bosje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔʃə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bos·je

Zelfstandig naamwoord

hetbosjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bos
     Haar vingers speelden met de stelen van het bosje bloemen dat in een glazen vaasje stond.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord bosje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.