breek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  breek    (hulp, bestand)
  • IPA: /breːk/
Woordafbreking
  • breek

Werkwoord

vervoeging van
breken

breek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
    • Ik breek. 
  2. gebiedende wijs van breken
    • Breek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breken
    • Breek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord breek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.