bruggetje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bruggetje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrʏɣəcə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • brug·ge·tje

Zelfstandig naamwoord

hetbruggetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord brug
     Na twintig meter kwamen ze bij een bruggetje aan.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bruggetje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.