brugklassers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  brugklassers    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • brug·klas·sers

Zelfstandig naamwoord

debrugklassersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord brugklasser
     Hij keek nu als een hoogst verontwaardigde conciërge die zojuist twee brugklassers had betrapt op het roken van een sigaret in de toiletten.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord brugklassers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.