bruiken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bruiken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbrœykə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- brui·ken
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands bruken [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bruiken |
bruikte |
gebruikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bruiken
- overgankelijk (Vroegnieuwnederlands) zich bedienen van, gebruiken
- ▸ ⧖ Door 't bruiken van zijn pligten:
Zoo heeft hy Goodes gaaf tot winning aangeleid. [p. 156][3]
- ▸ ⧖ Door 't bruiken van zijn pligten:
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord bruiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bruiken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Claes Stapel“Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen” (1681) op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.