bruuskeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bruuskeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bruus·keer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bruuskeren |
bruuskeerde
- enkelvoud verleden tijd van bruuskeren
- Ik bruuskeerde.
- Jij bruuskeerde.
- Hij, zij, het bruuskeerde.
- Ik bruuskeerde.
Gangbaarheid
- Het woord bruuskeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.