buigend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buigend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bui·gend

Werkwoord

vervoeging van: buigen
verbogen vorm: buigende

buigend

  1. onvoltooid deelwoord van buigen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen buigendbuigenderbuigendst
verbogen buigendebuigenderebuigendste
partitief buigendsbuigenders-

Bijvoeglijk naamwoord

buigend

  1. van iets of iemand dat het zich kromt
    • ,,Ja, mongooltje. Mag ook niet meer. 'Kind met het syndroom van Down', moet je nu zeggen." Ze priemde twee buigende wijsvingers naast haar slapen omhoog, om aanhalingstekens uit te beelden. ,,Wij zeiden vroeger altijd mongooltje, iedereen. En daar bedoelde we helemaal niks lelijks mee. Sterker: ik vind het heel lieve kinderen, mongooltjes. Ze zijn altijd zo gelukkig." [1] 
    • Ik kan me er na dat dat autoritaire gebrul en de buigende knipmessen van zondag (wat me bijna ergens aan deed denken) van alles bij voorstellen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord buigend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.