buikje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buikje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbœykjə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • buik·je

Zelfstandig naamwoord

hetbuikjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord buik

Gangbaarheid

  • Het woord buikje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.