buikpotigen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buikpotigen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bœykˈpotəɣə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • buik·po·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

debuikpotigenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buikpotige
     Ik dacht ook aan haar op de dag dat we ontdekten dat een van onze grote Hydrangea villosa letterlijk bedekt was met kleine slakjes (…) op elk blad zaten er wel vijf of zes. We verwijderden ze en daar stonden we, met onze handen vol kleine koude buikpotigen die over onze handpalmen gleden als smeltende chocolaatjes, zwaaiend met hun ogen.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (weekdieren) een klasse Gastropoda  met meer dan 75.000 soorten slakken
     De bodembewoners kun je onderverdelen in een aantal groepen: bacteriën, archeae, schimmels, protozoa, nematoden, springstaarten, buikpotigen, potwormen en regenwormen.[2]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • [2] zie de categorie Weekdieren in het Nederlands

Gangbaarheid

  • Het woord 'buikpotigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Sarah Hart
    “Slakken” (31 oktober 1992) op nrc.nl
  2. Weblink bron Gearchiveerde versie “Het bodemleven” (16 september 2021) op vonkuitgevers.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.