buitmaakte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buitmaakte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • buit·maak·te

Werkwoord

vervoeging van
buitmaken

buitmaakte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van buitmaken
    • ... dat ik buitmaakte. 
    • ... dat jij buitmaakte. 
    • ... dat hij, zij, het buitmaakte. 

Gangbaarheid

  • Het woord buitmaakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.