buk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • buk

Werkwoord

vervoeging van
bukken

buk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bukken
    • Ik buk. 
  2. gebiedende wijs van bukken
    • Buk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bukken
    • Buk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord buk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Alas-Kloeët Bataks

Uitspraak
  • IPA: /buʔ/

Zelfstandig naamwoord

buk

  1. haar


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

buk m

  1. (plantkunde) beuk


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

buk m

  1. (plantkunde) beuk
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.