bulderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bulderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /bʌldərə(n)/
Woordafbreking
  • bul·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dreunend geluid geven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bulderen
bulderde
gebulderd
zwak -d volledig

Werkwoord

bulderen

  1. inergatief een dreunend geluid maken
    • De kanonnen bulderden éénentwintig maal bij wijze van saluut. 
  2. inergatief op ruwe en luide manier spreken
    • "Daar komt niets van in!" bulderde hij. 

Gangbaarheid

  • Het woord bulderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.