bulken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bulken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bul·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘loeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bulken
bulkte
gebulkt
zwak -t volledig

Werkwoord

bulken

  1. inergatief luidruchtig huilen
    • Het kind begon meteen weer te bulken. 

Gangbaarheid

  • Het woord bulken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.