butsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  butsen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • but·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

butsen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
butsen
butste
gebutst
zwak -t volledig
  1. botsen, indeuken
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

debutsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buts

Gangbaarheid

  • Het woord butsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
32 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.