carcajear

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
carcajear
carcajeaba
carcajeado
volledig

Werkwoord

carcajear

  • onovergankelijk
  1. schateren, schaterlachen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.