cedeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cedeer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ce·deer

Werkwoord

vervoeging van
cederen

cedeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cederen
    • Ik cedeer. 
  2. gebiedende wijs van cederen
    • Cedeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cederen
    • Cedeer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord cedeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.