cerrar

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /θe.ˈraɾ/
Woordafbreking
  • ce·rrar

Werkwoord

cerrar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cerrar
cerraba
cerrado
volledig
  1. onovergankelijk sluiten, dichtgaan
  2. overgankelijk sluiten, afsluiten
  3. dichtdoen, dichtmaken, dichtdraaien, dichtslaan, dichtvouwen
  4. dichten
  5. afsluiten, beëindigen
  6. omdraaien (van schakelaar), uitdoen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.