cigarett

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 3081
cigaretts enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     cigarett     cigaretten     cigaretter     cigaretterna  
  genitief     cigaretts     cigarettens     cigaretters     cigaretternas  

Zelfstandig naamwoord

cigarett

  1. sigaret
    «Polisen har fått det bekräftat att ungdomarna har rökt cigaretter i huset.»
    De politie heeft bevestigd dat de jongeren sigaretten hebben gerookt in het huis.
Synoniemen
  • (spreektaal) cigg
Meroniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • cigarr
  • fimpa
  • röka
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.