cocer

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /'koker/

Zelfstandig naamwoord

cocer m

  1. pijlkoker


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • co·cer
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cocer
cocía
cocido
volledig

Werkwoord

cocer

  1. onovergankelijk koken, op het kookpunt zijn
  2. overgankelijk koken, aan de kook brengen
  3. bakken
Synoniemen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.