concipiëren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  concipiëren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɔnsipiˈjerə(n)/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • con·ci·pië·ren, con·ci·pi·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
concipiëren
concipieerde
geconcipieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

concipiëren

  1. overgankelijk verwekken
    • Het kind was op diezelfde dag geconcipieerd. 
  2. overgankelijk ontwerpen, opstellen

Gangbaarheid

  • Het woord concipiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.