dépasser

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  dépasser    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dépasser
dépassais
dépassé
eerste groep volledig

Werkwoord

dépasser

  1. inhalen, passeren, voorbijgaan
  2. overstijgen, overschrijden, te boven gaan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.