darem

Afrikaans

Bijwoord

darem

  1. toch, wel
    «Ons was baie bang en is net bly dis verby. Maar ons het darem 'n lekker storie om eendag aan die kleinkinders te vertel.»
    We waren erg bang en ook blij dat het voorbij was. Maar we hebben wel een mooi verhaal om ooit aan onze kleinkinderen te vertellen.
    «So, jy het darem gekom?»
    Zo, je bent toch gekomen?

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /darɛm/
Woordafbreking
  • da·rem

Zelfstandig naamwoord

darem

  1. instrumentalis enkelvoud van dar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.