debiteer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  debiteer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·bi·teer

Werkwoord

vervoeging van
debiteren

debiteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debiteren
    • Ik debiteer. 
  2. gebiedende wijs van debiteren
    • Debiteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debiteren
    • Debiteer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord debiteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.