debiteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  debiteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·bi·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘als debet boeken’ voor het eerst aangetroffen in 1718 [1]
  • afgeleid van het Franse débiter (met het voorvoegsel de-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
debiteren
debiteerde
gedebiteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

debiteren

  1. overgankelijk (boekhouding) als vordering (debet) boeken
  2. overgankelijk vertellen, opdissen, ten beste geven
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord debiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.