definitief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  definitief    (hulp, bestand)
  • IPA: /definitif/, /defini'tif/
Woordafbreking
  • de·fi·ni·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blijvend’ voor het eerst aangetroffen in 1748 [1]
  • afgeleid van definitie met het achtervoegsel -ief
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen definitiefdefinitieverdefinitiefst
verbogen definitievedefinitieveredefinitiefste
partitief definitiefsdefinitievers-

Bijvoeglijk naamwoord

definitief

  1. voorgoed geldig, onherroepelijk
    • De verkiezingen van 2008 gaven een definitief en bevestigend antwoord op de vraag of iemand van Afrikaanse komaf Amerikaans president kan worden. 
     Ze vroeg hoe het met mij was, en begon me net te vertellen wat voor cadeaus ze had gekregen toen de lijn definitief wegviel. ‘Neeeee!’ Gefrustreerd belde ik weer, maar ook na de tweede en derde poging bleef het stil.[2]
Antoniemen
  1. voorlopig, tijdelijk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord definitief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.