dekens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dekens    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdekəns/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdekəns/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdekəns/
Woordafbreking
  • de·kens

Zelfstandig naamwoord

dedekensmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deken
     Wanneer hij 's ochtends wakker werd onder zijn Noorse donzen dekbed, het enige wat hij had bijgedragen aan de inrichting, de Zweden gaven er nog steeds de voorkeur aan om onder gewone dekens kou te lijden, lag er een dunne ijslaag op het waswater in de kan bij zijn wastafelkast, soms was zelfs de pis in de van een blauw patroon voorziene pot onder het bed bevroren.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord dekens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.