demobiliseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  demobiliseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·mo·bi·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse démobiliser (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
demobiliseren
demobiliseerde
gedemobiliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

demobiliseren overgankelijk [1]

  1. (militair) (politiek) tot vredessterkte terugbrengen
  2. uit de krijgsdienst ontslaan
    • Er werd zelfs geschreven, en dat was bijna niet te geloven, dat de oudste soldaten, die al jaren aan het front meesjokten, nodig moesten worden gedemobiliseerd. [2] 
  3. (juridisch) (roerend goed) tot onroerend verklaren
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord demobiliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.