denkend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  denkend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɛŋkənt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdɛŋkənt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdɛŋkənt/
Woordafbreking
  • den·kend

Werkwoord

vervoeging van: denken
verbogen vorm: denkende

denkend

  1. onvoltooid deelwoord van denken
    • Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan (Marsman) 
Hyponiemen
Vertalingen
stellend
onverbogen denkend
verbogen denkende
partitief denkends

Bijvoeglijk naamwoord

denkend

  1. kunnen denken
    • De diep denkende wiskundige mocht niet gestoord worden in zijn werk. 
  2. het hebben van een mening of gedachte
    • D66-leider Alexander Pechtold haalde weer eens uit zowel naar anders denkende politici en partijen als naar coalitiegenoten.[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord denkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 22 jan. 2018
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.