deponeerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  deponeerde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·po·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
deponeren

deponeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van deponeren
    • Ik deponeerde. 
    • Jij deponeerde. 
    • Hij, zij, het deponeerde. 
     Denise hield in elke hand een bord met daarop restjes kaas, toast en worst. In vier stappen overbrugde zij de afstand tot de afvalbak en deponeerde de overblijfselen erin.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord deponeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.