deyða

Oudnoords

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van de Germaanse woorden: *daudjan, *dauþjan
  • Woordopbouw: dey-ð-a
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deyða
deyðar
deyðaði
deyðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

deyða

  1. doden
Synoniemen
  • slá
  • sóa
  • spella
  • spilla
  • svelta
Hyponiemen
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.