dobbel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dobbel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dob·bel

Werkwoord

vervoeging van
dobbelen

dobbel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dobbelen
    • Ik dobbel. 
  2. gebiedende wijs van dobbelen
    • Dobbel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dobbelen
    • Dobbel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dobbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

dobbel

  1. dubbel

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.