dobbelt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dobbelt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dob·belt

Werkwoord

vervoeging van
dobbelen

dobbelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dobbelen
    • Jij dobbelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dobbelen
    • Hij dobbelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dobbelen
    • Dobbelt! 

Gangbaarheid

  • Het woord dobbelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Noors

Woordafbreking
  • dob·belt
Naar frequentie 2747

Bijvoeglijk naamwoord

dobbelt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van dobbel


Nynorsk

Woordafbreking
  • dob·belt

Bijvoeglijk naamwoord

dobbelt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van dobbel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.