doende

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doende    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • doen·de
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van doend met het achtervoegsel -e

Bijvoeglijk naamwoord

doende

  1. tijdens het doen, tijdens het werken
    • Hij hengelde de een na de ander binnen: in een bestek van tien ronden rukte hij op van de vijftiende naar de zesde plaats en reed al doende de snelste tijden van iedereen. [1] 
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Al doende leert men.
het is niet omdat je geen ervaring in iets hebt, dat je het niet moet proberen; door iets zelf te doen leert men dat het best

Werkwoord

vervoeging van: doen
verbogen vorm: doendee

doende

  1. verbogen vorm van doend, het onvoltooid deelwoord van doen

Gangbaarheid

  • Het woord doende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 13 november 2016 NRC Jules Seegers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.