dokteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dokteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dok·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van dokter met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dokteren
dokterde
gedokterd
zwak -d volledig

Werkwoord

dokteren [1]

  1. onovergankelijk de geneeskunst uitoefenen
  2. (figuurlijk) sleutelen aan, proberen te verbeteren
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord dokteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.