doorrookte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·rook·te
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorroken |
dóórrookte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorroken
- ... dat ik doorrookte.
- ... dat jij doorrookte.
- ... dat hij, zij, het doorrookte.
- ... dat ik doorrookte.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorroken |
doorróókte
Bijvoeglijk naamwoord
doorróókte
- verbogen vorm van de stellende trap van doorrookt
- Met een gekwelde, doorrookte stem zong de zanger over zijn gestorven vrouw.
- ▸ In de taxi naar huis, een gewone doorrookte Volvo, in alle discretie, was het een goed gevoel om weg te komen van het spektakel in Riche, ook al voelde het misschien een beetje vreemd om het op Erkki te schuiven.[1]
Gangbaarheid
- Het woord doorrookte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.