doorzie

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  doorzíé    (hulp, bestand)
    • IPA: /dorˈzi/ (2 lettergrepen)
      • (Noord-Nederland): /do̝rˈzi/
      • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dorˈzi/
  • Geluid:  dóórzie    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈdorzi/ (2 lettergrepen)
      • (Noord-Nederland): /ˈdo̝rzi/
      • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdorzi/
Woordafbreking
  • door·zie

Werkwoord

vervoeging van
doorzien

doorzíé

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Ik doorzie. 
  2. gebiedende wijs van doorzien
    • Doorzie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Doorzie je? 
  4. aanvoegende wijs van doorzien
vervoeging van
doorzien

dóórzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • ... dat ik dóórzie. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van doorzien
    • ... dat men doorzie. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord doorzie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.