dribbelde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dribbelde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • drib·bel·de

Werkwoord

vervoeging van
dribbelen

dribbelde

  1. enkelvoud verleden tijd van dribbelen
    • Ik dribbelde. 
    • Jij dribbelde. 
    • Hij, zij, het dribbelde. 

Gangbaarheid

  • Het woord dribbelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.