dricka

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  dricka    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dri·cka

Zelfstandig naamwoord

dricka g

  1. drankje
Verbuiging
drickas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     dricka     drickan     drickor     drickorna  
  genitief     drickas     drickans     drickors     drickornas  
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
dricka
drack
druckit
volledig

Werkwoord

dricka

  1. drinken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.