duisteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duisteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • duis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

duisteren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
duisteren
duisterde
geduisterd
zwak -d volledig
  1. donkerder worden; minder verlicht raken
     Jaap talmde en blies in zijn knuisten, keek in de tanende avond, naar 't duisteren der torens en transen van de bruggepoort, waarop de laatste gloed verging.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord duisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.