dwarsboomt

Uitspraak

• Geluid:  dwarsboomt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• dwars·boomt

Werkwoord

dwarsboomt

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
   

   • Jij dwarsboomt. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
   

   • Hij dwarsboomt. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dwarsbomen
   

   • Dwarsboomt! 

Gangbaarheid

• Het woord dwarsboomt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.