efemeer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  efemeer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛfe'mer/
Woordafbreking
  • efe·meer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kortstondig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Komt van het Griekse epi (gedurende) en hèmera (dag).
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen efemeerefemeerderefemeerst
verbogen efemereefemeerdereefemeerste
partitief efemeersefemeerders-

Bijvoeglijk naamwoord

efemeer

  1. van korte duur
  2. (plantkunde) op een bepaalde plaats zich slechts zeer kort kunnen handhaven

Gangbaarheid

  • Het woord efemeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
17 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.