eskalieren

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  eskalieren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛskaˈliːʁən/
Woordafbreking
  • es·ka·lie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
eskalieren
eskalierte
eskaliert
zwak volledig

Zelfstandig naamwoord

eskalieren

  1. escaleren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.