escaleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  escaleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛskaˈlerə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • es·ca·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]-[3]: van Engels  escalate ww  met het achtervoegsel -eren, in de betekenis van ‘steeds ernstiger worden’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1] [2] [3]
  • [4]: van Frans  escaler ww  met het achtervoegsel -eren [4]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
escaleren
escaleerde
geëscaleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

escaleren

  1. ergatief stapsgewijs toenemen in omvang, intensiteit, uit de hand lopen
    • Ze stellen zich terughoudend op om te voorkomen dat de zaak escaleert. 
    • Men verwacht niet dat het grensconflict escaleert tot een totale oorlog. 
  2. overgankelijk heviger maken
  3. overgankelijk ter beslechting voordragen aan hogergeplaatsten
  4. inergatief (scheepvaart) (verouderd) aanleggen in een haven
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord escaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.