excusabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  excusabel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ex·cu·sa·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘te verontschuldigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1]
  • afgeleid van het Franse excusable [2] [3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen excusabelexcusabelerexcusabelst
verbogen excusabeleexcusabelereexcusabelste
partitief excusabelsexcusabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

excusabel [4]

  1. te verontschuldigen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord excusabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.