farceerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: farceerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- far·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
farceren |
farceerde
- enkelvoud verleden tijd van farceren
- Ik farceerde.
- Jij farceerde.
- Hij, zij, het farceerde.
- Ik farceerde.
Gangbaarheid
- Het woord farceerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.