feestviersters

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  feestviersters    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfes(t)firstərs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • feest·vier·sters
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

defeestvierstersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord feestvierster
     Mannen worden geweerd, erger, durft een man zich te wagen in zon groep feestviersters dan wordt hem onder gejoel de broek uitgetrokken, die hij kan terugkopen voor een flinke prijs.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'feestviersters' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Lisbeth
    Weiberfastnacht: de vrouwen vieren de eerste carnavalsdag in: Het Parool , jrg. 20 nr. 4640 (25 februari 1960), p. 15 kol. 2
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.