floepen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: floepen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- floe·pen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich schielijk uitschietend bewegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1904 [1]
Werkwoord
floepen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
floepen |
floepte |
gefloept |
zwak -t | volledig |
- zich schielijk uitschietend bewegen
Zelfstandig naamwoord
de floepen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord floep
Gangbaarheid
- Het woord floepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "floepen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "floepen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.